Deze korte beschouwing over de onderstromen in de toekomstverkenning ‘De informatiehuishouding van het Rijk in 2030’ geeft een sociologische blik op het krachtenveld van bewegingen die zich deels aan het zicht onttrekken, maar wel sturend zijn.
Door Christien Brinkgreve.
In deze Toekomstverkenning worden een aantal van die onderstromen beschreven; ze bestrijken de productie en het gebruik van informatie, en de onderliggende vraag is hoe hierop greep te houden. Het gaat over de manipuleerbaarheid van informatie, en hoe feiten en fake-berichten te onderscheiden. Over het koppelen van databestanden waardoor patronen oplichten die leidend worden voor handelen. Over schending van privacy, het gevaar van controle (surveillancestaat) en voor cyberspionage. Het gaat om hoe te sturen in plaats van gestuurd te worden. Dit zijn complexe vraagstukken, en ze vragen om de ontwikkeling van nieuwe competenties. Want we zijn terechtgekomen in iets dat binnengehaald is als vooruitgang – de grotere toegankelijkheid van informatie – maar dat ook tot problemen van onbeheersbaarheid kan leiden. Tot wat filosofe Hannah Arendt het gevaar van de gedachteloosheid noemt: het niet meer nadenken over wat je doet en wat je daarmee aanricht, en het niet meer nemen van verantwoordelijkheid over je zetten in het spel. Een spel dat complexer is geworden en onoverzichtelijker.
Maar voor ik in ga op het vraagstuk van nieuwe competenties duik ik eerst nog even dieper de onderstromen in. Want aan de omgang met informatie gaat iets vooraf: hoe komt informatie tot stand, wat worden als relevante data gezien? Door wie zijn ze verzameld, met welk doel? Hoe beïnvloedt het onderzoeksinstrument/de techniek wat wordt geregistreerd? Data zijn geen ‘gegevenheden’, het is materiaal dat gecreëerd wordt met een bepaald oogmerk. Vervolgens worden deze geïnterpreteerd, samengevoegd en van labels voorzien die passen in de heersende denkschema’s. Als deze data dan vervolgens aan andere data worden gekoppeld, en ook die gekoppelde bestanden als objectieve data worden gezien op grond waarvan gehandeld wordt, dan leveren wij ons uit aan de macht van de cijfers. Een gevaarlijke ontwikkeling omdat reflectie en discussie worden overgeslagen. Wij raken buiten zicht als actoren, de onderliggende mechanismen van verwerven en interpreteren van data zijn buiten beeld geraakt. Er ontstaat een dynamiek waarop wij de greep kunnen verliezen, onze waakzaamheid en ons (bij) sturingsvermogen.
De data vormen de grondstof voor informatie, en daar speelt een andere vraag die vaak buiten beschouwing dreigt te raken: welke informatie telt, welke ‘partij’ krijgt stem in welke informatie richtinggevend wordt?
Diep in de onderstroom gaat het over de werking van macht: om te bepalen wat belangrijk is, wat als informatie geldt, en welk verhaal daarmee wordt gevormd. Het gaat ook over de rol van emoties: het verlangen naar controle; het niet verdragen van onzekerheid, van het (nog) niet-weten; de reflex van controle door strakkere regelgeving; het verlangen naar een sterke leider die de ingewikkelde wereld overzichtelijk maakt en zegt wat ons te doen staat.
Het onderliggende verlangen om greep te houden is groot, de gangbare methoden van aanpak vertonen haperingen, en vragen onze denkkracht en creativiteit om andere manieren te ontwikkelen. De gesignaleerde vraagstukken vragen dringend om oplossingen; ik stip hier kort enkele aan.
Reflectie is nodig als vast bestanddeel van het werk: waar zijn we me bezig? Bereiken we wat we beogen? Waar loopt het vast? Waar zijn verkeerde keuzes gemaakt, waar is sprake van onbedoelde gevolgen? Het leren uit ervaring: waar is het mis gegaan, welke lessen zijn daaruit te trekken.
Daar is een omslag in het denken voor nodig. Niet de taal van falende individuen, maar van vastlopende systemen en de werking van complexe interacties. Bedwing de reflex van vragen om nog meer informatie, meer regels, of een strakkere hiërarchie. Een misschien nog ingrijpender omslag: bezie de oplossing niet als zaak voor hoogintelligente individuen, maar als opgave voor netwerkachtige verbindingen tussen teams en vakgebieden om met een onderzoekende houding naar vraagstukken te kijken; met loslaten van vaste denkpatronen. Nodig is het creëren van tussenruimte waarin kruisbestuiving plaats vindt en nieuwe inzichten kunnen worden ontwikkeld. Er is een grote nood aan denkkracht, reflectievermogen en creativiteit. Dat vraagt om ruimte om buiten de vastgestelde orde te denken, buiten protocollen, vergaderschema’s en machtsposities.
Ruimte, en expertise, om collectieve intelligentie organisatorisch te ontwikkelen, want dat gaat niet vanzelf, het vraagt iets anders van mensen en organisaties. Dit is geen pleidooi voor moedeloosheid of voor een afschuiven op ‘het systeem’, maar voor een grotere alertheid, individueel en collectief. Dat laatste vraagt om het organiseren van ruimte voor reflectie op de werking van systemen en de openheid om ongewenste effecten te signaleren en te bespreken, zonder angst voor positieverlies.
In het dieptedomein zijn angsten vaak sturende krachten die invloed hebben op wat als informatie geldt en wat daarmee wordt gedaan. Denkkracht en creativiteit vragen om veilige ruimte en andersoortige verbindingen.